Wind en vuur
Dat wind en vuur niet samengaan, zal voor niemand nieuw zijn. Hier op Madeira wordt dat maar al te duidelijk. Hoewel…. Het bizarre en bijna surrealistische is dat je weet dat het er is maar er niets van merkt. De knaap die ons bediende in het restaurantje in Caniçal, waar wij vanmiddag aten – daarover later meer – was er geheel en al door in de war.
Wij hadden al tweemaal om de rekening gevraagd en er gebeurde niets. Marti ging maar eens naar binnen om te betalen….”Oh, so sorry, I completely forgot….! Toen hij met de rekening kwam, bood hij nogmaals zijn excuses aan en vertelde dat hij zijn dag niet had. Wat hier op het eiland aan de hand is, greep hem ontzettend aan, vooral ook het feit dat je er op andere plaatsen hoegenaamd niets van merkt, terwijl in Funchal toch mensen alles kwijt zijn, geëvacueerd worden of omkomen.
Het is inderdaad een ongrijpbaar iets. Af en toe denk je brandlucht te ruiken en de wind raast als een malle. Een Zuidwester storm is er niets bij. De berichten van de lokale bevolking wisselen nogal: de een zegt dat het allemaal onder controle is; de ander zegt dat dat absoluut niet het geval is. Die knaap vanmiddag wond zich op – begrijpelijk – over het feit dat de president van het eiland op televisie had beweerd dat alles onder controle is. Wat hij beter had kunnen doen is “the main country”, Portugal dus, om steun en hulptroepen vragen.
Hoe het ook zij, dit is de realiteit van dit moment op het eiland en dat zal wellicht betekenen dat wij minder kanten op kunnen dan gedacht. We willen er ook niet voor wegvluchten; we ondergaan het gewoon maar. Het plan is morgen te verkassen naar Funchal. Dat schijnt – of het ook zo is moet nog blijken – weer mogelijk te zijn. In ieder geval is er in de haven een plek voor ons besproken én we hoeven niet eens meer dubbel te liggen.
En dan nu onze lunch. We zijn lopend naar Caniçal, zo’n 5 km hier vandaan, gegaan met het plan daar vis te eten. En dat hebben we gedaan! Marti had de gegrilde vis van de dag; die werd geserveerd op twee, op ieder een halve vis, borden. Ik kon niet goed kiezen – ik wilde zowel de lokale specialiteit, gedroogde vis, proberen maar o, ik ben zo gek op inktvis. De oplossing leek te liggen in twee voorgerechtjes. Van twee walletjes vreten noemt men dat. Wat ik kreeg waren porties die ieder afzonderlijk het formaat hadden van een hoofdgerecht voor 2 personen. Oeffff wat veel en wat lekker! Ik heb het niet allemaal opgegeten hoor; ondanks dat Marti nog flink geholpen heeft – waar laat zo’n man het? – is er nog redelijk wat overgebleven. Het moge duidelijk zijn, dat wij vanavond niet meer hebben gegeten.
Wat we nog wel hebben gedaan – met dank aan mijn beste vriend Alan – is een poncha drinken. Vraag niet wat het precies is…. Vruchtenpulp, verse maracuja voor mij, sinaasappel voor Marti, met rum of zo. Een niet te versmaden specialiteit van het eiland!
Dat klinkt heerlijk en inderdaad veel! Gelukkig dat jullie ook weer 5 km terug moesten lopen! Zo leuk dat jullie boeiende verhalen ook zoveel bijna vergeten verhalen triggeren. Tijdens mijn veldwerk op Elba (1963/64), waren er ook steeds her en der branden. Met onze kleine auto waren we een keer ingesloten op de kustweg, met rechts meteen de zee. Dat was ons geluk, want de brand links was daardoor niet heftig meer. We zijn er gewoon keihard, dwars doorheen gereden.
Bij mij bedekt de foto met dat lieve palmboompje een deel van de tekst. Maar desondanks weer een heel levendig verslag!