En het zeilen dan?
Veel lezers zullen niet zo geïnteresseerd zijn in het feit dat Santa Cruz de la Palma ons zo bevalt dat we hier wel zouden willen wonen. Hoe aangenaam het hier is kan ieder immers zelf ervaren die bereid is om een uur of vier in het vliegtuig te gaan zitten. Jullie willen vast liever weten hoe het is om hier naar toe te zeilen. Daarom zal ik mijn prille ervaringen als oceaanzeiler met jullie delen.
Wat we kennen uit Nederland is dat de wind nogal vaak tegen staat, of dat hij in de rug waait maar dan te zwak. Tegenwind hebben we ervaren in Het Kanaal en in de Golf van Biskaje overheerste zwakke wind in de rug. Sinds Noord-Spanje is dat in de regel anders. Er staat meestal een straffe noordelijke wind in de rug van zo’n windkracht 5. Dat is perfect, want waait het minder – ook al bij windkracht 4 – dan gaan voor de wind de zeilen klapperen op de oceaandeining. Waait het meer, dan is dat niet meteen aanleiding om te reven want met windkracht 6 in de rug loop je niet zomaar uit het roer en ga je lekker hard, maar er komt wel onrust in de boot wat op termijn vermoeiend is. Reven heb ik niet meer gedaan sinds we voor de wind varen, omdat de windkracht 6 wel regelmatig voorkwam, maar niet meer dan een aantal uren aanhield.
De zeilvoering is dus vol tuig; bedenk daarbij dat de Winner 11.20 heel wat zeil draagt. Komt de schijnbare windhoek binnen de 30 graden van achteren, dan hebben we melkmeisje gevaren met uitgeboomde fok. Met die zeilvoering heb ik soms het voorzeil weggedraaid om wat power uit de boot te halen als het te hard ging. Bij een windhoek van 40 à 50 graden wordt de fok gedeeltelijk afgedekt en gaat klapperen, wat ik tegenging door hem gedeeltelijk in te draaien.
Dit is het reguliere zeilen. In de nabijheid van land zijn er echter behoorlijke afwijkingen. Een aantal voorbeelden:
— Bij de Spaanse Ria’s hebben we ervaren dat de wind naar binnen kan trechteren, waardoor er zo 2 beaufort bij de wind op komt. Of de wind kan wegvallen. De situatie in de Ria is dus niet maatgevend voor de situatie op zee.
— Bij de kaap Cabo de Roca vlak ten noorden van Lissabon viel eerst de wind weg, om daarna in luttele minuten aan te wakkeren tot 30+ knopen.
— Bij vertrek op Madeira mochten we volgens de gribfiles rekenen op 14 knopen wind uit het noorden. Echter tot zeker 50 mijl uit de kust hadden we zo’n 7 knopen uit het zuidwesten. Kennelijk een schaduweffect van het hoge eiland. Op de gribfiles is dit goed te zien bij het 3000m hoge Tenerife, maar ook bij de kleinere eilanden moet je hier kennelijk rekening mee houden.
— Bij de nadering van La Palma hiel de wind ermee op. Ik hield rekening met een “acceleration zone” dwars van het eiland. En ja hoor, hier wakkerde de wind weer aan tot 25+ knopen. Opstuwing, verandering van richting en trechtering van de wind zijn zaken om rekening mee te houden. Een paar honderd meter afstand kan een overgang van windkracht 3 naar 6 betekenen.
Met het voor-de-windse zeilen leunt het grootzeil vaak tegen de bovenste (gepijlde) zaling. In het verleden vond ik dit nooit een probleem – het zeil kon er wel tegen. Wat nu echter gebeurde op het traject van Lissabon naar Madeira is dat door het soms optredende geklapper van het zeil de plastic beschermkap van de zaling is geslagen. Daarna ging het zeil schavielen op het aluminium en is er een slijtgaatje in mijn gloednieuwe zeil gekomen :-(. Ik zal de giek voortaan toch wat minder dwars laten gaan, ook nu ik de zaling weer stevig heb ingepakt. Dit is tot nog toe de enige schade, dus veel stelt het niet voor.
De elektrische stuurautomaat doet dag in dag uit onverdroten zijn werk. Daar ben ik hem dankbaar voor. Eén keer is hij spontaan op standby gesprongen, waarna de boot onmiddellijk oploefde. Veel kwaad kan dat dus niet. Op een bijna-gijpkoers zet ik de automaat altijd op een windkoers om te voorkomen dat een windshift een gijp veroorzaakt. Uiteraard heb ik altijd een bulletalie staan. Sinds ooit mijn knieschijf bijna verbrijzeld is bij een gijp ben ik uiterst beducht op een klapgijp.
In de voorspellingen zie je vaak golfhoogtes staan van een meter of twee. Op de Noordzee zijn dat serieuze golven, maar op de oceaan met zijn lange deining betekent dat veel minder voor de boot. De lange deining heeft alle tijd om de boot op te tillen. Bovenop die deining zitten wel de bekende windgolven, die er zoals gebruikelijk voor zorgen dat de boot wispelturig danst. Maar omdat je met de wind en de golven mee zeilt komt je per minuut relatief weinig golven tegen en valt het met het ongemak reuze mee. Om het verschil te voelen hoef je alleen even om te draaien 😉
Wij hanteren alleen ’s nachts een systeem van wachtlopen – 3 uur op en 3 uur af. De wacht komt regelmatig aan dek, maar doordat het ’s nachts eerst koud was en nu nat van het vocht is, zit de wacht vooral binnen. Sinds de oversteek van Lissabon naar Madeira, waarbij we nauwelijks schepen tegen kwamen zijn we het ons gaan permitteren om tijdens de wacht hazenslaapjes in te lassen met een alarm gezet op 15 minuten. Bij de oversteek van Madeira naar La Palma kwamen we helemaal geen schepen tegen en hebben we het alarm op 25 minuten gezet. Dat betekent effectief 2 keer per uur de zeilen, de koers en de scheepvaart controleren. De AIS is daarbij een belangrijke steun. Omdat ik onmiddellijk weer inslaap kom ik zo gemakkelijk de nacht door. Heleen heeft meer tijd nodig om in te slapen en dan werkt dat minder goed.
Ik moet eerlijkheidshalve wel opmerken dat het twee keer per nacht rondkijken, of zelfs 4 keer, een gevoel van schijnveiligheid geeft. Weliswaar lijkt de horizon scherp afgetekend maar door het vele vocht in de lucht is het feitelijke zicht hooguit 5 mijl. Maar goed, dat is toch een uurtje varen voor een klein schip zonder AIS. Een overweging is tevens dat zeilschepen, voor zover die er zijn (niet dus), niet gauw op tegenkoers zullen liggen met de overheersende windrichting. Eénmaal hebben we een vissersschip gezien zonder AIS, nabij Madeira, maar dat was door zijn werklichten tijdig te zien.
Voor de planning gebruik ik vooral gribfiles die ik binnen haal met de app SailGrib. Deze kan gribfiles van verschillende herkomst downloaden, zowel via Wifi als ook via e-mail per satelliet of radio. Bij Frankrijk en Spanje heb ik veel baat gehad bij de gedetailleerde gribfiles van weermodel Arpège Europe. Nu op de oceaan moet ik terugvallen op de globalere gribfiles van het model GFS.
Tot zover mijn prille ervaringen als oceaanzeiler. Heb je nog vragen, stel ze dan gerust, dan pas ik zo nodig deze tekst aan.
Kort samengevat: Zeilen is hier een stuk makkelijker en aangenamer dan op de Noordzee.
Ik lees met veel plezier jullie prachtige reisverhalen. Vooral de afwisseling van het vele wat jullie meemaken, zien en beleven is met zorg,gedetailleerd en levendig verwoord! Het verhaal waarin het specifieke zeilen aan de orde kwam ging boven mijn pet, maar zal ongetwijfeld voor de zeilers onder de volgers met veel interesse worden gelezen.
Het lijkt erop dat jullie gevoel bewaarheid wordt, waar jullie gedurende de lange voorbereidingen alleen maar van droomde.
Benieuwd, vanuit welke plaats jullie volgende reisverhaal verstuurd zal worden. Blijf genieten. Groeten, Wim
Aan de ‘vessel finder’ te zien hebben jullie La Palma alweer verlaten. Inderdaad een prachtig eiland, waar we ooit als gezin 2 heerlijke weken doorgebracht hebben. Maar de andere Canarische Eilanden zijn vast ook de moeite waard. Veel moois en goede vaart maar weer 😉